Skip to main content

Komende evenementen

Melk; nader beschouwd

Verslag najaarssymposium 2011

Verslag: Roy Timmermans

Melkkoeienfokkerij

Frido Harmoen, manager marketing Coöperatie Rundveeverbetering Delta (CRV), vertelt wat de CRV allemaal doet achter de slogan: “Better cows, better life”. Het CRV houdt zich voornamelijk bezig bij het begin van de keten, de melkveehouders. Vanuit Nederland en Vlaanderen acteren ze wereldwijd en de trends voor groei voor de melkveehouders zijn geografisch verschillend. Hierop probeert de CRV zoveel mogelijk in te spelen. Het brede porfolio (genetica, dienstverlening, stamboek en informatieproducten) staat dit ook toe. Veeverbetering begint eerst met inzicht en vervolgens worden daaruit oplossingen gegenereerd. In 1874 is gestart met het bijhouden van de stamboom van de koeien. Eerst lokaal waarna dit steeds breder en uitgebreider werd. Voor elk doel is er een juiste fokkerij waar ras, toepassing en gezondheid een voorname rol spelen. Tegenwoordig is het veemanagement uitgegroeid tot het verkrijgen van relevante informatie op de individuele koe, waar het vroeger alleen het presenteren van de voornaamste resultaten was. Meer dan 90% van alle melkveehouders in Nederland laat melk van alle koeien maandelijks individueel onderzoeken. Qlip en MCC (Vlaanderen) onderzoeken de melk en de CRV verwerkt de analyse-uitslagen tot managementinformatie. Deze informatie wordt op papier, in databestanden en via online applicatie Veemanager verstrekt aan de veehouder. Er zijn ca 16.000 veehouders aangesloten aan het MPR (melkproductieregistratie). Melk bevat veel managementinformatie voor de veehouder en de adviseurs. Veehouders krijgen zowel op bedrijfsniveau als op het niveau van de individuele koe on-line de informatie. Het aantal kg melk wordt bijgehouden evenals de onderzoeksresultaten zoals vet, eiwit, lactose, ureum, celgetal en acetongehalte. Met het acetongehalte wordt de energiebalans bijgehouden, welke een aanwijzing geeft voor een eventuele ziekte die de koe onder de leden heeft. Indien geautoriseerd kunnen dierenartsen meekijken en veevoederadviseurs kunnen de resultaten volgen en het voer afstemmen ten opzichte van het seizoen. Frido Harmoen gaf verder aan dat het CRV druk bezig is met verdere ontwikkelingen. Toekomstige ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld: drachtdiagnose en diergezondheidsonderzoeken om gerichte behandelingen te kunnen geven en hierbij het beperken van antibiotica gebruik. Ook dit staat in het teken “better cows, better life”.

Verhaal van melk

Harrie van den Bijgaart, operations manager laboratoria, bij Qlip. “Melk vertelt” Qlip is ontstaan door activiteiten samen te brengen van de private taken van het COKZ (die zich tegenwoordig bezighoudt met publieke taken), het Melk Controle Station (MCS) en Organisatie Certificering Melkveebedrijven (OCM). Kernactiviteiten van Qlip zijn: certificering van processen, onderzoek melkmonsters, onderzoek boerderijmelk, onderzoek zuivelproducten op samenstelling (en kwaliteit), rondzendonderzoek en levering van standaardmonsters + calibratiemonsters, activiteiten in andere sectoren (zoals de pluimveesector). Het aantal veehouders daalt minder, dit getal is nu 2% (was meer dan 5%). Harrie van den Bijgaart laat grafieken zien waarop een aantal trends zijn weergegeven. Het vetgehalte van de melk blijft ongeveer gelijk, het eiwitgehalte is iets gestegen en het ureum- gehalte is gedaald (hieruit wordt de balans tussen eiwit en energie gehaald). Het MPR (melkproductieregistratie) wordt aangehaald door Harrie en hij sluit hiermee aan op de vorige presentatie vanuit de CRV. In aanvulling op de analysewaarden van de melkmonsters kan er tegenwoordig ook een IR ‘fingerprint’ worden gemaakt. Deze ‘fingerprint’ wordt interessant wanneer deze data gekoppeld worden aan de koedata. Hieruit volgen indicatoren, die wijzen op het welzijn van de koe. De QMS (Qlip Mastitis Sneltest) identificeert 12 mastitispathogenen met behulp van de PCR analyse methode en in 4 uur genereert deze methode de uitslagen. Het grote voordeel hiervan is dat deze methode onafhankelijk is van de conserveringsmethode van het melkmonster en legt de situatie vast zoals die ten tijde van de monstername was. Met deze uitslagen kunnen adviezen gegeven worden richting melkveehouders en dierenartsen. Een ander onderdeel bij Qlip is het onderzoek t.b.v. de uitbetaling van boerderijmelk. Sinds 2004 wordt hiervoor een ‘chipfles’ gebruikt ,die op de boerderij gevuld wordt met een melkmonster. Het logistieke systeem is volledig geautomatiseerd en naast de standaard analyses kunnen op verzoek additionele analyses worden uitgevoerd. Deze worden ook geheel automatisch uitgevoerd. Signalering van afwijkende melk krijgt steeds meer aandacht. FTIR spectra geven unieke ‘fingerprints’ weer, waarin vervolgens afwijkingen aangeduid kunnen worden. Daarnaast wordt met behulp van een dataset van normale monsters en de ‘tool PCA’ (Principal Component Analysis) uitbijters vastgesteld welke uitgelicht worden en nader kunnen worden bekeken wat voor afwijkingen aanwezig zijn. Met vergaande analyse kunnen potentiële merkers van authenticiteit worden aangetoond zoals van biologische melk en weidemelk. Steeds verdergaande analysemethoden en ‘crosslinking’ van gegevens zorgen ervoor dat er steeds meer bekend wordt over melk. Met een bruggetje voor verdere ontwikkeling sluit Harrie van den Bijgaart af met: “Milk nourishes, milk tells.....but still holds hidden treasures”.

Waarde van melk

Ben Scholman van Friesland Campina presenteert: melk: meer waarde uit de keten. Hierbij gaat hij in op de ketenintegratie “van gras tot glas” en ziet kansen bij het benutten van het beheer van de gehele keten, die Friesland Campina in de hand heeft. Friesland Campina verwerkt jaarlijks zo’n 8,5 miljard liter melk. Deze melk (voornamelijk afkomstig van de leden) vindt de weg via traditionele wegen naar de klant en Ben Scholman noemt dit de ‘voorwaarts geïntegreerde keten’. Daarnaast introduceert hij de ‘achterwaarts geïntegreerde waardeketen’: aan het eind van de keten (bij de markt) is de meeste waarde toegevoegd aan de oorspronkelijke melk. Door beide ketens op elkaar af te stemmen is het mogelijk om de maximale waarde uit melk te verkrijgen. Hiertoe zouden de veehouders hun melk (-samenstelling) moeten afstemmen op de specifieke marktbehoeftes. Het is immers zonde om weidemelk te gebruiken voor bijvoorbeeld Goudse exportkaasproductie wanneer deze melksoort geen vereiste is hiervoor. In de afgelopen 5 jaar zijn er veehouders geselecteerd om zich te focussen op produceren van melk met een andere vetzuursamenstelling. Per 1 september is dit concept aangepast: koeien optimaal verzorgen, 100% Nederlandse melk (traceerbaar), lekkerdere melk, melk met verbeterde voedingswaarde, melk met vitamines en mineralen (meer en divers dan gewone melk heeft). Om bovenstaande te realiseren is het volgens Ben Scholman nodig om het ‘boer – melk ontkoppelpunt’ te verleggen richting het verkooppunt en ultiem ook bij marketing & verkoop. Voorbij het ‘boer - melk ontkoppelpunt’ weet de boer niet meer wat er met zijn melk gebeurt. Er zijn een viertal verschillende modellen weergegeven waar het ontkoppelpunt steeds verder achter in de keten is gelegd. Het basismodel (van de huidige situatie) geeft weer dat het ontkoppelpunt vlak na de boerderij ligt. Hier geldt een generieke melkspecificatie. Melk = melk en de uitbetaling geschiedt op generieke waarden op vet/eiwit/kwaliteit, onafhankelijk van het doel van de melk. Het ultieme doel is hierbij om een maximale waarde te genereren uit de melk. Dit zal samengaan met veel nauwere banden tussen melkveehouder, de coöperatie en de markt. Kortom: ‘Meer waarde uit deketen’.

Inhoud van melk

Elsa Antunes Fernandes, Wageningen University, `Technieken voor ontrafelen van de melksamenstelling. Melk bestaat grofweg uit: 87% water, 4.6% lactose, 4.4% vet, 2.7% caseine, 0.7% wei eiwitten, 0.7% mineralen en 0.2% organische zuren. Deze samenstelling is niet constant, maar varieert door verschillende omstandigheden zoals; diergezondheid, voeding, genetische afkomst etc. Omgekeerd kan worden gezegd dat diermanagement de melksamenstelling beïnvloedt. Om inzicht te krijgen in de melksamenstelling is het essentieel om de variaties ervan in beeld te krijgen. Melkcomponenten kunnen steeds nauwkeuriger worden aangetoond, ook vluchtige componenten. Voor het meten van de variaties van melkcomponenten licht Elsa een aantal methoden toe: De klassieke Gerber methode voor de bepaling van uitsluitend het vetgehalte vereist veel stappen met bovendien een hoge variatie in de vetgehalten. De Milko-tester was een verbetering ten opzichte van Gerber, deze methode was sneller en nauwkeuriger. De huidige Infrared Spectoscopy maakt gebruik van verschillende golflengten en daarmee kunnen verschillende componenten gemeten worden. Met gas chromatografie in combinatie met massa spectrometrie kunnen vluchtige stoffen worden aangetoond, zoals aldehyden, ketonen en alcoholen. Deze kunnen een indicatie geven over de gezondheid van de koe. Dit geeft een mogelijkheid tot vroegtijdige mastitisdetectie en kan de bacteriologische monsters wellicht vervangen (met als voordeel snellere resultaten/inzichten en lagere kosten). Elsa gaat vervolgens dieper in op het scheiden van componenten: de proteomics methode SDS-PAGE geeft de eiwitsamenstelling (fracties) weer van het melkserum door middel van gel-electroforese. Via LC/MSMS-analyse wordt een verdere analyse verkregen tot het aantonen van peptides waardoor de eiwitsamenstelling van de melk kan worden gemeten. Hierbij wordt onder meer inzicht verkregen in de genetische variaties in eiwitsamenstelling. ‘Nuclear Magnetic Resonance’ (NMR) is een ‘cutting edge’- techniek die het mogelijk maakt om een breed scala aan metabolieten in melk te kwantificeren. De toepassing van deze techniek is divers (ook buiten de zuivel) en een aantal toepassingen zijn: Het aminozuur-profiel bij rijpen van kaas, ,de bepaling van kwaliteit + identiteit van zuivelproducten en fysieke eigenschappen van melkvet Bovendien kan informatie worden verkregen over de gezondheidsstatus van de koe. Door NMR te koppelen aan de metabolisme van de koe wordt getracht potentiële ziekte- situaties van de koe vroegtijdig aan te kunnen tonen. Vlak na het afkalven heeft de koe een negatieve energiebalans (NEB) en normaliter vanaf ± 2 weken een positieve energie balans (PEB). De (toekomstige) volgende stap is deze NEB en PEB beter te begrijpen. Er is een stofje duidelijk en constant aanwezig (dat nog niet geïdentificeerd is) maar de concentratie van dit stofje verschilt bij NEB en PEB. Wellicht is er een directe relatie met dit stofje en de potentiële ziektestatus van de koe. Vervolgonderzoek zal nodig zijn en ook gedaan worden om deze techniek en toepassing verder te verbeteren. In ieder geval is NMR een techniek waar veel potentie in zit en die in staat is de melksamenstelling tot in details te ontrafelen.

Verslag: Roy Timmermans