Skip to main content

Komende evenementen

Zuivel in kindervoeding

Voorjaarssymposium 2014

Verslag: Willem van Middendorp


Introductie.

In het voorjaar van 2014 kon weer eens een symposium worden gehouden buiten een vergadercentrum.

Dit keer bood Nutricia Research in het nieuwe onderzoeksinstituut op het Utrechtse Wetenschapspark De Uithof hiervoor een voortreffelijke locatie.

Oud-penningmeester Lucien Harthoorn greep de gelegenheid graag aan om zijn werkplek en zijn instituut te presenteren.

Het bedrijf Nutricia staat voor voeding het gehele leven door. Via de voeding kan de cognitieve ontwikkeling, de immuunontwikkeling en de metabole ontwikkeling worden ondersteund, zo is het uitgangspunt. Daarbinnen richt Nutricia zich met name op moeders - voor de voeding van het nieuwe leven - en op voedingsontdekkingen, die bijdragen aan een langer en gezonder leven.

In 1946 werd een eerste onderzoekcentrum in Zoetermeer geopend, waarna in 1997 een nieuwe opzet in Wageningen volgde. In 2013 is de overgang gemaakt naar Utrecht. In de nieuwe locatie werken meer dan 500 personen. Van belang is de link met de ziekenhuizen (m.n. het Wilhelmina kinderziekenhuis) en de academische centra op de Uithof.

Danone – waar Nutricia onderdeel van is – kent achttien expertiseplatforms, waarvan er twee in Utrecht operationeel zijn (te weten Voeding voor het jonge leven en Medische voedingen).

De keuze voor ‘Utrecht’ kan met drie steekwoorden worden gekenschetst: Inspireren, Verbinden en Verenigen. Daarmee wil men de innovatie doen accelereren.

Daarnaast zit Nutricia Research in het wereldwijde netwerk met >100 academische centra en >150 ziekenhuizen.

Voorzitter – en vandaag ook weer dagvoorzitter – Matthijs van Rijn introduceert vervolgens de sprekers en kondigt – voor in de namiddag - een rondgang door het gebouw aan.

Koemelk: ingrediëntenbron van zuigelingenvoeding

FrieslandCampina heeft zeker wat in de melk brokkelen, wanneer het gaat om Zuigelingen- en Peutervoeding (IFT –infantfood and toddlerfood) aldus Jan Bastiaans, manager R&D van het ontwikkelingsteam DOMO.

Natuurlijk: borstvoeding is het startpunt, maar wanneer daar wat voor in de plaats moet komen of het moet aanvullen is koemelk een rijke bron van ingrediënten voor IFT in de vorm van eiwit, koolhydraten en vet. Het ontbreekt koemelk aan oligosacchariden en ook de eiwitsamenstelling is wezenlijk anders dan van moedermelk. Het lactosegehalte van moedermelk is behoorlijk veel hoger en het vet- en mineralengehalte zijn juist lager.

Om de zuigelingenvoeding van koemelkingrediënten te voorzien, moet de melk ontrafeld worden. Caseïnes en wei-eiwitten worden van elkaar gescheiden d.m.v. stremmen, zuren of microfiltratie. Aansluitend dient de wei dan nog gedemineraliseerd te worden.

Om bacteriën en sporen kwijt te raken kan keramische microfiltratie toegepast worden. Wei-eiwtten zijn een interessante bron van tryptophaan en de caseïnes zijn rijk aan phenylalanine en tyrosine.

Zo doende heeft FrieslandCampina Domo alleen al een zestal wei-ingrediënten voor de formulevoedingen (Infant Formula) beschikbaar.

Koemelkdroge stof bevat ongeveer 35% vrije koolhydraten (nagenoeg alleen disacchariden nl. lactose). De moedermelkdrogestof bevat ongeveer 63% vrije koolhydraten (~2% monosacchariden, ~78% disacchariden en ~20% oligosacchariden(HMO)).

Monosacchariden zijn de bouwstenen van oligosacchariden. Het interessante van oligosacchariden is, dat ze pas verteren in de dikke darm. Ze stimuleren daarmee de goede bacteriën en remmen ziekteverwekkende bacteriën (prebiotisch effect). Dat heeft ermee te maken, dat ongewenste bacteriën oligosacchariden niet kunnen metaboliseren.

De zuivelbedrijven zijn in staat om HMO varianten enzymatisch te synthetiseren uit koemelklactose. Deze galacto-oligosacchariden (GOS) worden bijvoorbeeld op industriële schaal geproduceerd via een transglycosylatie-reactie, waarbij gebruik gemaakt wordt van β-galactosidase afkomstig van Bacillus circulans (Vivinal GOS).

GOS blijkt een even goede werking te hebben als de humane variant (HMO): niet afgebroken in maag of dunne darm en komt daardoor nagenoeg intact in de dikke darm, waar het beschikbaar is voor Bifidobacteria en Lactobacilli. Daarnaast draagt GOS bij aan het voorkomen van hechten van ziekteverwekkende Escherichia coli.

Wat betreft de vetzuursamenstelling is het niet mogelijk om met alleen koemelkvet een met humane melk vergelijkbare babyvoeding te bereiden. Met een mengsel van - bijvoorbeeld 50/50 - melk-/ plantaardig vet lukt dat wel. Koemelkvet heeft – evenals het humane melkvet – meer palmitinezuur op de 2-positie (midden) van het glyceride dan plantaardig vet. Dat is gunstig in verband met de vertering van het vet.

Jaap Schrijver wil weten wat met lactoferrine wordt gedaan? De inleider ziet goede mogelijkheden voor toepassing in zuigelingenvoeding. Dat begrijpt de vragensteller, maar hij ziet als probleem, dat er niets geclaimd mag worden. Jan Bastiaans wil daarom het voordeel via de experts aantonen om de afnemers te overtuigen.

Tim Lambers vraagt wat het belang is van de aminozuursamenstelling bij het minimum van 1,8 g eiwit/100 kcal in babyvoeding. Antwoord: de 1,8 is de minimumeis volgens de wet. In dat geval is het zeker nuttig de betere eiwitfracties te kiezen.

Bereidingsprocessen

Bart Spuijbroek - procestechnoloog (‘ik voel me meer de fietsenmaker ten opzichte van de chemische analytici') bij Tetrapak- laat enkele productieconcepten voor de bereiding van babyvoeding zien.

Daarbij presenteert hij natuurlijk ook even zijn bedrijf en gaat nog specifiek in op de poederproductie en investeringen in poeder.

Tetrapak dat onderdeel is van de Tetra Laval Group draaide in 2013 een omzet van 1,5 miljard euro en heeft 68000 productie-eenheden geïnstalleerd in alle zes de continenten met zo’n 4600 medewerkers.

Zuivel maakt daar de hoofdmoot van uit. Verder komen daar met name nog de dranken (13%) en de bereide voedingsmiddelen (16%) bij. De laatste categorie - waar ook de babyvoeding in zit – vertoonde de afgelopen tijd de grootste groei.

Alle varianten van complete fabriekslijnen tot geselecteerde onderdelen zijn mogelijk. In flexibiliteit gekoppeld aan onvoorwaardelijke productveiligheid vindt Tetrapak zijn kracht.

De markt voor bereide voedingsmiddelen heeft een sterk verleden en voorziet in een groei in de toekomst. Hier ligt onder meer de wens van gebruiksgemak aan ten grondslag. Ook de verandering in het huishouden (meer werkende moeders en eenpersoonshuishoudens) en de toename van de middenklasse in ontwikkelende markten spelen een rol.

Tetrapak speelt zijn partij mee in zes subcategorieën van bereide voedingsmiddelen, te weten dessertproducten, sauzen, tomatenbereidingen, soepen, vruchtentoebereidingen en babyvoeding.

Als groot kenner van mengen, emulgeren, samenstellen, warmtetransport, waterverwijdering en de technologie rondom poeder kan zijn bedrijf zich in alle subcategorieën laten gelden.

Als voorbeeld laat de heer Spuijbroek de ‘Tetra Victenso ready-to-drink infant formulas line’ zien. Een productielijn met zekere voedselveiligheid zonder compromissen, met een constante hoge kwaliteit, maximale productie efficiëntie en met oplossingen gebaseerd op de uitgebreide ervaring met UHT-technologie.

Tetra Pak maakt dit waar door in de productielijn verschillende apparaten en procestechnologieën te combineren. Daarbij wordt de garantie gegeven en contractueel vastgelegd, dat bijvoorbeeld een bepaalde afdodingwaarde wordt bereikt of een stabiele capaciteit.

Voedselveiligheid zonder compromissen wordt gevonden met een goed hygiënisch en aseptisch ontwerp, een bereidingsproces zonder contaminatie, met vooruitstrevende automatisering, efficiënte Cleaning In Place (CIP) en gebruik van veiligheidskaarten.

Een consistente, accurate receptuurbeheersing met o.a. consequente grondstof monitoring, bij voorkeur batchgewijze i.p.v. lijnprocesbereiding en NabijeInfraRood (NIR)-metingen in het proces verzekeren ook die voedselveiligheid zonder compromissen.

Haast vanzelfsprekend is er eminente aandacht voor het voorkómen van contaminatie met vreemde stoffen. Ten dienste staan ondermeer: HEPA filtering EU12/EU13, Ontvochtigen door adsorptie, Ondersteuning door kwaliteitszorgsystemen (HACCP, HAZOP&CCP), Een doordachte E-stop om besmetting met E. sakazakii te voorkómen en natuurlijk: Alle apparatuur uitgevoerd in roestvast staal. Verder: Ontgassen van poeder voor het afvullen, En ook nog: Met stikstof olietanks bedekken en Alleen indirecte luchtverwarming toepassen.

Homogeniseren alleen onder hoge druk. Dat voorkomt vetafscheiding, bewerkstelligt een optimale deeltjesgrootte verdeling en maakt een levenslange productstabiliteit mogelijk.

Directe stoom injectie (vanaf 80oC) en flitsend koelen (vanaf de HTST temperatuur van 140oC) zorgt voor een minimale hittebelasting en behoud van de verse smaak.

Efficiënte waterverwijdering geeft een volgende bijdrage aan een hoge kwaliteit van het eindproduct.

In het bereidingproces kunnen op meerdere aspecten efficiënte benaderingen gekozen worden. Te denken valt aan stoom-recompressie, indampen bij speciale temperaturen tot hogere droge stofgehalten, langere bedrijfstijden en bijvoorbeeld ‘steam-side cleaning’, aangepaste sproeidroogtechnologie met speciale luchtverdeling, langere bedrijfstijd, toepassen van de laatste hygiënisch ontwerp-kennis en speciale zaken als ‘hot-area cameras’.

Een geautomatiseerd controlesysteem minimaliseert het risico op menselijke fouten, voldoet aan globale standaarden, is gebruikersvriendelijk en is volledig natrekbaar.

Tenslotte nog aandacht voor de trend om de CO2-voetafdruk te reduceren. Met een aardige figuur illustreerde dhr. Spuijbroek de bereikte resultaten. Het effect kan worden uitgedrukt in schoenmaat 48 vóór de maatregelen en in schoenmaat 36 nadien. Het gaat dan bijvoorbeeld om geen koude opslag, hergebruik van warm water en warme lucht en verder door enkele processtappen over te slaan (EVAP en Verhitting concentraat).

De sproeidroger heeft tienmaal meer energie per kg waterverdamping nodig dan de indamper. De trend is nu om i.p.v. tot 50% ds in te dampen tot 60%.

Arno Alting vraagt naar de mogelijkheden van andere technologieën zoals Hoge druk voor conserveringsdoeleinden. Bart Spuijbroek zegt dat andere mogelijkheden wel degelijk worden gescand. Hij is er wel voorzichtig mee. Gezien de kwaliteit van de grondstof melk in bijvoorbeeld India is eerder de noodzaak van meer verhitten dan minder. Daar waar indirecte verhitting nodig is, kan hoge druk een oplossing zijn.

IJsbrand Velzeboer is benieuwd naar de toepassing van de Richtlijnen m.b.t. machinebouw. De inleider antwoordt, dat met name CE-certificering en EHEDG van groot belang zijn in zijn sector.

Theo Huurning bleef haken aan de ‘E-stop’? Spuijbroek meldt dat dat slaat op de methode om water in te brengen in de sproeitoren op het moment, dat bijv. de stroom uitvalt om een implosie te voorkomen.

Hoe om te gaan met probiotica, vraagt Jaap Schrijver. Het antwoord luidt: zeer temperatuur gevoelig dus zo laat mogelijk toevoegen.

De eerste 1000 dagen

Het jongste kind van Bastiaan Schouten – wetenschapper bij Nutricia Research - is zes weken oud en het krijgt borstvoeding. Met deze binnenkomer start dhr. Schouten zijn inleiding.

Hij wil ermee zeggen, dat het kind voorop staat in de voedingsbenadering. De eerste duizend dagen zijn van cruciaal belang voor de rest van het leven. Dat is de tijd waarin het fundament voor een goede gezondheid wordt gelegd.

Uit een WHO-rapport van april 2010 citeert hij de belangrijkste trends en uitdagingen. Daarbij gaat het om immuniteit (25% van de neonatale overlijdens komt door infecties; 8% van de kinderen <3 jaar heeft een voedselallergie), verteringsproblemen (vaak reden voor eerste doktersbezoek), optimale groei en ontwikkeling (zwangerschapssuiker, ondervoede moeders, kinderen met overgewicht (43 miljoen jonger dan vier jaar) en achterblijven in groei (178 miljoen < 5 jaar)), cognitieve prestaties en gedrag (ijzertekort (47% < 4 jaar), langketenige meervoudig onverzadigde vetzuren – LC-Pufa’s (voor ontwikkeling van de hersenen).

EEN BABY IS NIET EEN KLEINE VOLWASSENE

(Andere afmetingen (relatief groot hoofd en bovenlichaam en kortere benen/armen). Het verteringssysteem, de darmflora, het immuunsysteem, het metabolisme, de hersenen en de beenderen moeten zich nog ontwikkelen (‘rijpen’)).

Tussen 0 en 36 maanden verdubbelt de lengte, neemt het gewicht toe met een factor vijf en groeien de hersenen 2 g per dag.

De darmen zijn een complex orgaan. Ze bestaan voor 60-70% uit immuuncellen, bevatten 100 triljoen bacteriën (de darmflora) en 100 miljoen neuronen. Het oppervlak is ongeveer 300 m2.

Voor de geboorte heeft een kind geen darmflora (het is steriel). Na de geboorte komt vanuit de omgeving en van de moeder de toevoer van microflora op gang. Via de borstvoeding zijn dat vooral Bifidus-bacteriën. Zo na 4-6 maanden lijkt de darmflora al aardig op die van een volwassene.

De WHO beveelt aan om de eerste zes maanden alleen borstvoeding te verstrekken en dat - zo mogelijk – tot twee jaar of langer te continueren.

Dat is de referentie, omdat zo optimale groei wordt bereikt en een goede opbouw en ontwikkeling, minder allergieën, minder infecties, ontwikkeling van hersenen en ogen. Daarmee een goede voorbereiding op het latere leven.

Humane melk kan 103-105 kolonievormende eenheden (cfu) bacteriën per ml bevatten. De melkzuurbacteriën daarin zijn weer niet gelijk aan die op de vagina of de huid van de moeder.

Humane melk en koemelk verschillen sterk. Het eiwitgehalte van moedermelk is een factor drie lager en de verhouding wei-eiwitten/caseïnes grofweg 65/35. Onder de wei-eiwitten scharen zich nogal wat functionele eiwitten zoals lactoferrine, immuunglobulinen, osteopontine, insuline, enzymen als bijv. lysozym, groeifactoren en cytokines.

Wat betreft de Humane Melk Oligosacchariden (HMO’s) kan moedermelk over de wereld in vier groepen ingedeeld worden. In Europa zit 69% in groep I, 20% in groep II, 9% in groep III en 1% in groep IV.

Het kenmerk van HMO’s is dat ze niet verteerbaar zijn en pas in de dikke darm door bacteriën gefermenteerd worden.

HMO’s zijn niet in de handel verkrijgbaar. Het zou dus mooi zijn, wanneer ze zelfstandig bereid zouden kunnen worden. Zo’n synergistisch mengsel van specifieke prebiotische oligosacchariden is ondertussen inderdaad ontwikkeld. Het specifiek mengsel bestaat voor 90% uit laagmoleculaire Galacto-OligoSacchariden en voor 10% uit hoog moleculaire Fructo-OligoSacchariden. Uit experimenten bij Friesland/Campina is gebleken, het GOS/FOS-mengsel Bifidus- en Acidofilus-bacteriën stimuleert. Daarmee is het nog geen prebioticum, maar in muizen is al wel aangetoond, dat GOS/FOS een prebiotisch effect heeft. Een combinatie van Bifidobacterium breve M-16V en GOS/FOS geeft bij muizen een aanmerkelijk lagere exceem-uiting. Zo’n combinatie van een probioticum en een prebioticum wordt wel een synbioticum genoemd.

Inmiddels zijn er al 26 onderzoeken met kinderen gepubliceerd. Zo is er de Bruzzese studie waarin gunstige effecten werden gerapporteerd wat betreft acute diarree, infectie van de luchtwegen, antibioticagebruik en het aantal ziekenhuisopnames. In de Moro-studie werd een lagere eczeemincidentie (atopische dermatitis) geconstateerd na toedienen van GOS/FOS. Zelfs na vijf jaar was nog effect te zien.

Een onderzoek naar het voorkomen van luieruitslag (diaper dermatitis) toonde aan dat dit verminderde met synbiotica. Synbiotica hadden ook positief effect bij astma-achtige symptomen.

De vetbolletjes in humane borstmelk hebben een specifieke structuur: vet omgeven door fosfolipiden waaraan eiwitten zijn gehecht. Met een gepatenteerde technologie is het gelukt om gelijkwaardige vetbolletje te produceren.

Dit brengt de benadering van moedermelk weer een stapje dichterbij.

Jeanine van de Wiel vraagt of deze resultaten met de consument gecommuniceerd mogen worden? Het antwoord luidt: nee dat mag niet, maar wel met de artsen.

IJsbrand Velzeboer vraagt hoe dat nu gaat in China ook wat betreft belangenbescherming. Dhr. Schouten zegt hierop, dat in China geen research plaatsvindt. Aldaar is het meer product-ontwikkeling.

Jan Wouters wil weten of de Bifidobacterium breve beschikbaar is. Volgens de inleider is het ingekocht bij Morinage in Japan. Nutricia heeft de exclusieve rechten hiervoor. Omdat de resultaten gepubliceerd worden is de stam wel beschikbaar.

Is er wat bekend over de eiwitgrootte en klontering aan de vetbolletjes vraagt Cees Römer. Antwoord: daar is niet veel onderzoek aan gedaan. Het percentage eiwit aan de bolletjes is overigens ook erg klein.

Jaap Schrijver benadrukt nog, dat bij flesvoeding de hoeveelheid van belang is. Het is nodig een afgepaste energie-inname te hebben aan het begin van het leven. Bij borstvoeding stopt het kind zelfstandig en is niet bekend hoeveel exact is geconsumeerd.

Wetgeving zuivel in kindervoeding: ‘Do’s en Don’ts’

Jeanine van de Wiel – Group leader Global Regulatory Affairs bij DSM Food Specialties – leidt haar gehoor binnen in de wereld van de wetgeving op het gebied van samenstelling, kwaliteit en communicatie voor Baby- en Kindervoeding. Als voorzitter van de werkgroep Dieetvoeding & Ingrediënten van de Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Kinder- en Dieetvoedingsmiddelen (VNFKD) kan ze dit haar vakgebied noemen.

De inleidster ervaart een toenemende belangstelling voor ‘gezonde voeding’. Op het terrein van voeding&gezondheid zijn de micronutriënten de sleutelfactoren.
Het bedrijfsleven speelt daar op in door supplementen en verrijkende ingrediënten aan te bieden. Dat kan zijn met specifieke premixen, voedingsvetten (omega-3 en omega-6) en ook met enzymen en bacteriecultures.

De Wetgeving voor samenstelling, kwaliteit en communicatie van baby- en kindervoeding is terug te vinden in Warenwetregelingen en Europese richtlijnen en verordeningen. Als wetgever fungeren het Nederlandse en Europese parlement (op Europees niveau specifiek: het ENVI-komitee).

Wetuitvoeder zijn de minister van Volksgezondheid en de Europese Commissie DG SANCO.

Wethandhaving: Ned. Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) en Centr. Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) en op Europees niveau de FVO (Food and Veterinairy Organisation).

Wettoetser: van Rechtbank tot Europese Hof van Justitie.

Wereldwijd zijn er standaarden opgesteld binnen de Codex Alimentarius, de Wereldgezondheidsorganisatie (Codes of Conduct) en de FAO (Food & Agricutural Organisation van de Verenigde Naties).

Wetgevers en – uitvoerders worden van wetenschappelijk advies voorzien door het RIVM en de Gezondheidsraad en op Europees niveau door de EFSA (European Food Safety Agency). Daarnaast wordt er geadviseerd door politieke - en belangengroepen.

Nederland kent het Regulier Overleg Warenwet, waarin verschillende industrieassociaties en consumentenorganisaties met ambtenaren van VWS overleggen. Op EU-niveau organiseert de EFSA regelmatig platform bijeenkomsten met Europese Industrieassociaties en consumentengroepen (BEUC).

Vervolgens formuleert Mevr. van de Wiel een aantal Do’s en Don’ts:

  1. Een duidelijke ‘Do’ betreft Hygiëne: De EU kent een hele reeks Hygiëne-verordeningen, die in Nederland zijn geïmplementeerd via het Warenwetbesluit Hygiëne van levensmiddelen.
  2. Zuigelingenvoeding heeft ook nadrukkelijk een ‘Do’. Zuigelingen zijn kinderen jonger dan twaalf maanden. Daarvoor zijn beschikbaar Volledige zuigelingenvoeding (eerste levensmaanden) en Opvolgzuigelingenvoeding (vanaf zes maanden). De voorschriften voor de essentiële samenstelling (minimum- en maximumgehalten voor eiwitten en minimale gehalten voor bepaalde aminozuren komen uit de EU-richtlijn 2006/141/EG. Vooralsnog is de grondstof: koemelk en/of soja-eiwitten en gehydrolyseerde eiwitten. Ingrediënten moeten aantoonbaar geschikt zijn als voeding voor zuigelingen. Toegestane levensmiddelenadditieven moeten voldoen aan de zuiverheidvoorschriften van EU of van het Joint FAO/WHO Expert Committee on Food Additives (JECFA). Een lidstaat mag aanvullende eisen stellen. De gemeenschappelijke grenswaarde voor residuen van bestrijdingsmiddelen is vastgelegd op 0,01 mg/kg (detectiegrens). Er zijn specifieke eisen voor etikettering en het vermelden van de gebruiksaanwijzing en ook voor voedings- en gezondheidsclaims. De samenstellings-, etiketterings- en reclamevoorschriften moeten overeenstemmen met beginselen en doelstellingen van de Internationale Gedragscode voor vervangingsmiddelen voor moedermelk zoals vastgesteld tijdens de 34e vergadering van de WHO: verkoop en voorlichting mag geen afbreuk doen aan de bevordering van borstvoeding.
  1. ‘Do’s’ m.b.t. additieven, enzymen, kleurstoffen en zoetstoffen. Vastgelegd in vier EU-verordeningen (1333/2008; 1334/2008; 231/2012 en 1925/2006)
  2. Voedings- en gezondheidsclaims. In de voorschriften zijn als voedings- en gezondheidsclaims aangegeven: uitsluitend lactose, lactosevrij, toegevoegde langketenige meervoudig onverzadigde vetzuren (LC-Pufa’s), toegevoegde taurine, fructo-oligosacchariden (FOS) en galacto-oligosacchariden (GOS). Een specifieke gezondheidsclaim voor zuigelingenvoeding is: verminderd risico op allergie voor melkeiwitten.
    Het International Baby Food Action Network (IBFAN) heeft hierin een niet mis te verstane stelling betrokken: "Health and nutrition claims are now the key marketing strategy that needs to be tackled. Companies are using most extraordinary and bizarre claims to suggest that their new ingredients provide functional benefits that are essential to child health. As markets become saturated this is a cynical attempt to 'add value' and increase profits." Borstvoeding geldt nog steeds als 'holy grail' aldus de inleidster.
  1. Een ‘Do’ is het aangaan van verbanden om ondervoeding te bestrijden. DSM werkt daarin samen met het UN World Food Programme. In het driejarenplan naar 2015 is opgenomen dat het aantal mensen dat ervan profiteert moet verdubbelen naar 30 miljoen per jaar. Daarnaast is er betrokkenheid op verschillende andere wereldwijde samenwerkingsverbanden op voedingsgebied.

Tenslotte signaleert Mevr. van de Wiel nog een nieuwe trend. Namelijk die van ‘dreumesmelk’ voor kinderen van 1 – 3 jaar. De vraag is of dit wat toevoegt.

Refererend aan een onderzoek van HAS-studenten vraagt Lucien Harthoorn wat te doen met de suggestie, dat flesvoeding beter kan zijn. De inleidster antwoordt dat er weinig mogelijk is. De code is en blijft, dat borstvoeding op geen enkele manier ontmoedigd mag worden.

Piet Verhagen vraagt of geitenmelkeiwit geaccepteerd wordt. Het antwoord is: ja, hier wordt in de wetgeving ruimte voor gelaten.

IJsbrand Velzeboer wil nog weten of er wel opsporingstechnieken bestaan voor hydrolysaten. Jeanine van de Wiel zegt daarop, dat eiwithydrolisaten wel gekarakteriseerd kunnen worden, maar zij is niet bekend met detectiemogelijkheden.

Sasha Lazidu van Fonterra vraagt naar de relatie van dreumesmelk met additieven. Omdat het nog geen categorie is, zijn er ook nog geen voorschriften, zo luidt het antwoord. Wel is het zo, dat er eigenlijk van bepaalde ingrediënten teveel in zit, maar dat kan geen kwaad.

Jaap Schrijver geeft aan, dat er nog een variant bestaat bij de opvolgvoedingen. Daar blijkt inderdaad aan te worden gewerkt, eigenlijk als opvolger van de opvolgvoeding met als categorie melk voor 1 – 3 jarigen.

Piet Verhagen zegt, dat moedermelk over de wereld grote verschillen vertoont. Ook over de tijd gezien zijn er verschillen. Dat wordt beaamd door Jeanine van de Wiel. Bij het leggen van de nadruk op borstvoeding spelen veel aspecten mee, zoals affectie, specificiteit etc..

Afronding

Dagvoorzitter Matthijs van Rijn rondt af met de mededeling, dat het najaarssymposium zal plaatsvinden op donderdag 30 oktober 2014 in het nieuwe onderzoekcomplex van Friesland Campina in Wageningen.

Verslag: Willem van Middendorp